De Moslim neemt afstand van de wegen die naar de Djahannam leiden

“Degene die, nadat voor hem het rechte pad duidelijk werd, in opstand komt tegen de Profeet en een andere weg volgt dan die van de gelovigen, zullen wij op dat pad achterlaten waartoe hij zich heeft gekeerd en hem in de hel stoppen. Dat is pas een slechte bestemming.”1
(Koran al Karim)
Alle voorschriften van de Islam, zonder uitzondering, zijn voor het welzijn van de mensen en alle verboden in de Islam hebben betrekking op zaken die slecht voor de mensen zijn. Allereerste dat de Islam heeft verboden is shirk.  Shirk betekent het toeschrijven van een partner aan Allah en het accepteren dat er meerdere goden bestaan buiten Allah. Met andere woorden gaat het om het instellen van een polytheïstisch systeem van geloof. Koefr is de verwerping van het geloof in een Schepper,  het is de verloochening van God. Zowel shirk als koefr staan voorop als het gaat om daden die de mens naar de hel sleuren.  
Het is ook verboden in de Islam om terwijl er Iman is, de grenzen van Allah niet te eerbiedigen, de zonden achteloos te begaan en er niet voor terug te deinzen om openlijk zonden te plegen, reclame ervoor te maken en geen wroeging te hebben na het begaan van een zonde, kortom onverschilligheid ten opzichte van de zonde is dus ook ten strengste verboden. 
De absolute verboden in de Islam die als “haram” aangeduid worden, zijn in de Koranverzen en de Hadith van de profeet duidelijk vastgelegd. Er wordt aangegeven dat als deze verboden zaken toch uitgevoerd worden en zolang men dan geen wroeging betuigt, oftewel tot taubah komt en Allah de persoon in kwestie niet vergeeft, zal hij bestraft worden in de hel.  Een aantal van de betreffende verboden en grote zonden, kunnen we als volgt opsommen:
Niet geloven in Allah of andere goden buiten Hem als god erkennen.
Doden van een levend wezen dat door Allah als onaantastbaar werd geduid.
Plegen van zelfmoord en besluit tot zelfdoding door euthanasie. 
Gebruik van alcohol en verslavende middelen.
Gokken.
Woekerrente consumeren.
Diefstal plegen.
Onrechtmatig en illegaal inkomen verwerven.
Fraude bij het meten en wegen.
Overspel/ontucht plegen, buitenechtelijke affaire hebben en geslachtsgemeenschap hebben zonder huwelijk. 
Smaad uitspreken tegen een zedig persoon.
De bezittingen van wezen verkwisten.
Het recht van een ander zich toe-eigenen en misbruik maken van publieke rechten.
Veroorzaken van tweespalt onder de mensen.
Elk soort levend wezen zwaar belasten.
De rechten van de ouders (moeder en vader ) schenden en hen respectloos behandelen. 
De buren lastigvallen en de relatie met bloedverwanten verbreken.
Verkwisten van bezittingen, tijd en gezondheid.

De moslims uit Mekka, vrouwen en mannen, hadden, toen zij voor het eerst in de profeet geloofden,  Hem trouw beloofd met betrekking tot de volgende zaken: niets gelijkstellen aan Allah, geen diefstal plegen, geen overspel plegen, de kinderen niet doden, geen moord plegen, geen lasterpraat uitspreken en in een goede kwestie, niet in opstand komen tegen de Profeet.2 Het is dan ook hierdoor mogelijk om te zeggen dat deze principes, op een of andere wijze, de persoon bescherming bieden tegen het kwaad en hem redding bieden tegen de djahannam. 
In feite komen vele van de gedragingen die een vreselijke einde als de djahannam voorbereiden, voort uit ongeloof en slechte ethiek.  Hierdoor is dan ook in de Islam aangegeven dat de attitude van huichelarij en zelfverheffing, arrogantie en trots, hebzucht en jaloezie, vrekkigheid en het verhinderen van het goede, bestraffing en kwelling noodzakelijk maakt.  
De moslim is verplicht om zijn hand onder controle te houden en afstand te nemen van misdrijven die met de hand gepleegd kunnen worden, zoals geweld, diefstal en afpersing. Hij draagt ook verantwoordelijkheid om zijn tong te beschermen tegen geroddel, laster, smaad, verzinsels, leugens, meineed en andere fouten die met de tong gemaakt kunnen worden. Evenzo is hij ervoor verantwoordelijk om zijn geslachtsorganen te beschermen en dus weg te blijven van overspel of gemeenschap voor het huwelijk en dient hij een zedig leven te leiden. 
De gezegende Profeet zegt in een van Zijn Hadith het volgende: “Djahannam is omringd met alles dat het ego aantrekt en de djannat met alles dat het ego niet op prijs stelt.”3 Daardoor is het dan ook dat we kunnen stellen dat de weg voor de mens naar een gelukkig leven in het hiernamaals, ver van de djahannam en naar een volledige verlossing, alleen maar begaanbaar is door Iman, geduld, volharding, ratio, vooruitziendheid, deugdelijkheid en hoop.


1 al-Nisa, 4/115.

2 Al-Mumtahina, 60/12, Al-Bukhârî, Al-Diyât, 2.
3 Al-Bukhârî, Al-Riqâq, 28.

38