Islam, de religie van Ilm en Hikma

“Zeg: Kan het überhaupt zo zijn dat zij die weten en zij die niet weten, gelijk zijn ?”1
(Koran al Karim)
Allah die “Alîm” is, de kennis heeft geschapen en alles weet, heeft de mens met zo een talent geschapen dat hij kennis kan vergaren en de kennis die hij heeft vergaard, kan gebruiken. De islam wil dat de mens, deze talenten die aangeboren zijn, ten goede gebruikt en de zaken die hij leert en doceert ten gunste zullen zijn van de mensheid waarbij hij de wereld op de meest prachtige manier opbouwt met hetgeen dat hij heeft geproduceerd door deze kennis. De gezegende profeet heeft namelijk als eerste openbaring uit de Koran het gebod “Lees!” ontvangen. 
Het eerste gebod van de islam, “Lees!”, betekent meer dan louter het lezen en schrijven. De betekenis gaat namelijk veel verder, het lezen van het universum, het begrijpen ervan, de ontdekking en vervolgens het vinden van de waarheid. De mens dient namelijk tegelijkertijd ook zichzelf te lezen, zijn waarheid van schepping te bevragen en zijn lichaam en geest die volgens een prachtig design werden geschapen, te leren kennen om zo tot de Schepper te komen.  Het beste werk dat gedaan kan worden en dat het waard is om er inspanning en tijd in te stoppen, is de bezigheid met wetenschap. De islam ziet het vergaren van wetenschap, om informatie te bereiken, als een zeer belangrijke taak voor elk individu, man of vrouw. De laatste profeet zegt hierover het volgende: “Wees de onderwijzer, of degene die onderwezen wordt, of de luisteraar of de ondersteuner van kennis en wetenschap. Wees niet de vijfde, anders ben je verloren.!”2
In feite is elke profeet een onderwijzer en roept de mensen op om dankzij de juiste kennis gelukkig te worden op deze wereld en in het hiernamaals. Het is namelijk zo dat de juiste informatie, bij Allah een absolute waarde heeft. In feite wordt Iman ook met kennis verworven.  Dat geldt ook voor schone ethiek. 
De mens stijgt ten slotte in waarde door de kennis over de waarheid op te doen en deze kennis toe te passen in zijn leven. 
Volgens de islam kan kennis die de mens tot het kwaad aanstuurt en fout en ongegrond is, geen wetenschap worden genoemd.  Bovendien is de persoon die zijn kennis verkoopt voor simpele wereldse winsten, geen wetenschapper maar een armetierige persoon zonder deugden. Kennis heeft namelijk ook een ethiek.  
De gezegende profeet vraagt namelijk in zijn smeekbedes om nuttige kennis en zoekt zijn toevlucht tot Allah tegen nutteloze informatie.  Hij benadrukt het belang van de Koran en stimuleert het leren van de Koran en het onderwijzen ervan als bron van de onveranderlijke waarheid en bron van de juiste kennis. Hij geeft ook goede tijding voor hen die zijn eigen woorden, zonder fouten en tekortkomingen maar ook zonder aanvullingen, overbrengen aan de komende generaties,  over grote beloningen. Op deze wijze wenst hij dat wetenschap wordt verspreid en onwetendheid vernietigd wordt. 
In vele van de Hadith van onze profeet wordt vaak verteld over het vergaren van kennis, hierbij wordt aangegeven dat degene die de weg opgaat om kennis te vergaren, de hemel zal bereiken, dat degene die met zijn kennis verlichting brengt in zijn omgeving, zelfs na zijn dood, telkens wanneer deze kennis gebruikt wordt, beloond zal worden met goede daden; echter wordt ook verteld dat degene die zijn kennis niet gebruikt en zich egoïstisch gedraagt door de waarheid niet  te praktiseren, een grote verantwoordelijkheid op zich draagt.  In de islamitische leer wordt het belang van kennis en de redding van onwetendheid ook gezien als een vorm van aanbidding die de mens dichterbij Allah brengt en hem goede daden laat verwerven. Hierdoor heeft de gezegende Profeet ook gezegd:  “Het beste onder de sadaqa is wat de moslimpersoon overbrengt aan zijn moslimbroeder van de kennis die hij zelf heeft opgedaan.”3


1 Al-Zumar, 39/9.

2 Al-Dârimî, Al-Muqaddima, 26.
3 İbn Madja, Soenna, 20.

27

Islam gebiedt hoffelijkheid in elke daad

“De Mu’min is geen onfatsoenlijke persoon die de eer en waardigheid beschimpt, vervloekt, slechte daden verricht en onfatsoenlijke taal gebruikt.”1
(Gezegende Mohammed))
Het getuigt van een volwassen moslimgedrag maar ook van menselijkheid wanneer in gedragingen en woorden men afstand neemt van grofheid, anderen niet krenkt maar integendeel in harmonie, opbouwend en beleefd is. Het is namelijk zo dat de Islam die mensen die erin geloven, oproept om weg te blijven van grofheid, lelijke woorden, respectloos gedrag en onfatsoenlijkheid. Vloeken, vervloeken, scheldwoorden en andere slechte uitingen en gedragingen werden door de gezegende profeet persoonlijk verboden.
Volgens de islam is het lichaam van elk mens, zijn leven, ratio en waardigheid beschermd tegen alle soorten onrechtmatige behandelingen, interventies, bedreigingen enzovoorts. Op dezelfde wijze mogen de bezittingen van de persoon, zijn vader en moeder, zijn gezinsleden, het ras waartoe hij behoort, zijn natie en systeem van geloof ook niet het doel zijn van daadwerkelijke en mondelinge aantijgingen. Verschil in opvattingen worden in respect ter hand genomen; de problemen worden opgelost zonder geweld en daarbij mogen er geen stappen worden gezet die indruisen tegen het recht en de ethiek. Dit gaat zelfs zover dat de schuldige die zijn schuld uitzit, niet beledigd of gemarteld mag worden. 
Aan de andere kant dient de moslim zijn zachtaardigheid en zijn beleefde houding, niet alleen te tonen aan de mensen maar ook tegelijkertijd aan de dieren en planten. Het is een gebod van de religie om de vriend te zijn van de natuur en de andere levende wezens te bejegenen binnen het kader van barmhartigheid, geweten en genade. 
De laatste profeet beveelt de moslims aan om in al hun daden, volgens het principe van “ihsan” te handelen oftewel, zonder enige inmenging en onbaatzuchtig in een goede sfeer. Zijn voorbeeldige leven is vol van voorbeelden met zijn hoffelijke en fatsoenlijke gedragingen ten opzichte van allereerst zijn familie, al zijn verwanten, vrienden en zelfs tegen andersgelovigen.  


1 Tirmidhî, Birr en sila, 48.

28